Je hoeft niets terug te zeggen. Als je niets terugzegt kan ik altijd nog stoppen. Of rekening met je houden. Er zijn zoveel dingen uitgeprobeerd. Ik kan in de predicaten duiken zodat er mogelijk iets van waarheid ontstaat waarbij ik recht doe aan je zwijgen. Ik kan me schamen omdat ik meteen denk dat ik iets ijdels heb gezegd als jij niets terugzegt. Ik kan me verliezen in mijn woordenstroom zodat jij het over je heen kan laten gaan en daarna eventueel iets terugzegt.
Het voelt als een dronken Rus die de vlucht naar voren inzet. We laten zien, zeg ik dan, hoe wij zijn dus dan zijn we tenminste niet hypocriet. Niet zo hypocriet als jullie. Omdat we ook voor onszelf onverdraaglijk zijn hebben we bedacht dat jullie dat ook zijn. Je staat dan misschien wel in je recht maar ondertussen doe je wat God verboden heeft en zijn wij er namens God. En dus namens jullie. Wij knappen jullie vuile klussen op. Als jullie goed zijn en wij slecht zeggen we dat we niet geloven in logica. Daarom hebben we gedronken.
Als je niets terugzegt laat ik je zwijgen spreken. Ik laat het zo hard spreken dat het me overweldigt en het niet meer zoveel uitmaakt wat ik doe. Dwars door mijn woorden hoor ik mezelf en zo geef je me aan mezelf terug. Er ontstaat een kleine woestijn die bezaaid is met stenen en waar regen nog betekenis heeft. De woorden maak ik expres kaal zodat de woestijn zich een beetje thuisvoelt. Wat er overblijft is ijdele praat, zigzag en rondjes. Ik kom weer bij mijn beginpunt en dus geen meter opgeschoten.